Oktober = seniorenmaand!

Oktober staat in het teken van onze oudere katten. Daarom besteed ook ik deze maand extra aandacht al de senioren en de ziekten die zij kunnen ontwikkelen.

Wanneer is een kat een senior?
Als je dit opzoekt vind je wisselende leeftijden. Vanaf een jaar of 7-8 zijn ze in ieder geval echt wel laat volwassen en met 10-11 jaar zijn ze wel echte senioren. Desalniettemin is het vanaf een jaar of 7 à 8 wel aan te raden een jaarlijkse seniorencheck te laten doen. Katten rond die leeftijd kunnen al de eerste klachten gaan ontwikkelen. Bovendien, als je jaarlijks laat onderzoeken, zie je het ook beter als er ineens afwijkingen lijken te ontstaan.

Welke ziektebeelden zien we vaker bij senioren?
Er zijn een aantal ziektebeelden die we vaker zien bij onze seniorkatten:
- Artrose
- Nierproblemen
- Schildklierproblemen
- Gebitsproblemen
- Hypertensie (hoge bloeddruk)

Artrose
Wist je dat ongeveer 90% van de katten boven de 12 een gewrichtsprobleem heeft? Artrose is daar de belangrijkste van en vanaf de leeftijd van ongeveer 7-8 jaar stijgt de kans op het ontwikkelen van artrose flink.

Artrose is gewrichtsslijtage: het kraakbeen breekt sneller af dan dat er nieuw kraakbeen wordt opgebouwd. Er vormen zich botwoekeringen rondom het gewricht en er vindt een ontstekingsreactie plaats. Je snapt wel dat dit alles lijdt tot pijn (en verminderde soepelheid). Bij katten komt artrose het meest voor in de ellebogen, maar het kan ook ontstaan in de rug, heupen en knieën.

De symptomen zijn, zeker in het begin, vaak heel subtiel. Katten verbergen pijn heel erg goed. Dingen waar je op kunt letten zijn: verminderde activiteit, meer afzonderen, niet meer willen worden opgetild of aangeraakt (bv op bepaalde plekken van het lichaam), minder willen traplopen (of op een andere manier traplopen), minder goed kunnen wassen, minder goed/vaak springen, onzindelijkheid. Katten lopen meestal niet mank! Bij lichamelijk onderzoek kunnen katten pijnlijk reageren als bepaalde gewrichten worden aangeraakt, maar het verhaal van de eigenaar geeft dierenartsen vaak ook al een goede indicatie van mogelijke artrose.

Artrose is niet te genezen. Wel kun je uiteraard de symptomen beperken door middel van medicatie. Er bestaan verschillende supplementen die kunnen ondersteunen, zoals Flexadin, Synopet Joint Support of Omega3. Echter is het wel goed te beseffen dat dit, zeker als de artrose erger wordt, vaak niet meer afdoende werkt. Pijnstillers/ontstekingsremmers kunnen dan uitkomt bieden. Mensen zijn vaak een beetje huiverig voor langdurige medicatie, maar kwaliteit van leven zou (vind ik) boven kwantiteit moeten gaan.

Chronisch nierfalen
Bij chronisch nierfalen gaat de nierfunctie en dus de filterfunctie van de nier steeds verder achteruit. Hier wordt het bloed dus niet meer goed van afvalstoffen wordt gezuiverd. Het reguleren van de vochtbalans, mineraal- en hormoonhuishouding wordt ook moeilijker, evenals het op peil houden van de bloeddruk. De nieren hebben een enorme reservecapaciteit: vaak ervaren dieren pas klachten als de nierfunctie al voor zo'n 75% verloren is gegaan.

Een aantal van de symptomen kunnen zijn: de kat wordt zwakker/is minder actief, heeft minder eetlust/is misselijk, gaat braken, verliest gewicht, de vacht wordt slechter, de kat plast meer dan normaal (en gaat soms meer drinken). Deze symptomen uiten zich dus echter vaak pas als de nieren echt al flink achteruit zijn gegaan.

Nierfalen kan worden onderzocht met behulp van bloed- en urineonderzoek. In het bloed wordt ureum en creatinine gemeten. Bij nierfalen zijn deze stofjes verhoogd. De urine zal bij nierfalen slecht geconcentreerd zijn en er kunnen ook eiwitten in de urine gevonden worden. Tegenwoordig kan in het bloed ook SDMA gemeten worden; in tegenstelling tot ureum en creatinine wat pas stijgt bij zo'n 75% functieverlies, stijgt SDMA al rond de 40% verlies. Zo kunnen nierfalen in een vroeger stadium worden gediagnosticeerd en kan er dus eerder behandeling worden ingesteld, wat je kat zo goed mogelijk kan ondersteunen. Daarom is het dus, ook als je nog geen symptomen opmerkt, belangrijk om jaarlijks een seniorencheck te laten doen vanaf een leeftijd van ongeveer 7-10 jaar.

Schildklierproblemen
Bij verreweg de meeste katten die schildklierproblemen hebben gaat het om een te snel werkende schildklier: hyperthyreoïdie. De schildklier maakt hormonen aan en bij een te snel werkende schildklier wordt er dus teveel hormoon aangemaakt, waardoor de schildklier zal vergroten. Hierdoor gaan bepaalde functies in het lichaam ook in “overdrive”. Katten kunnen bv een te snelle hartslag, een te hoge bloeddruk of te snelle spijsvertering krijgen.

De symptomen kunnen zijn: gewichtsverlies (ondanks dat de kat dezelfde of zelfs toegenomen eetlust heeft), meer dorst en meer plassen, slechtere vacht, veranderd gedrag (vaak rusteloos, of actiever, of zelfs agressief), meer ontlasting, soms braken en/of diarree. Soms zijn de vergrote klieren in de hals voelbaar.

Om de diagnose te stellen, wordt lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek gedaan. In het bloed wordt dan schildklierhormoon gemeten. Behandeling kan op verschillende manieren: er kan medicatie worden gegeven, een deel van de schildklier kan operatief worden verwijderd, of de kat kan worden behandeld met radioactief jood. Voeding zonder jodium kan ook helpen. Welke behandeling de juiste is, hangt helemaal af van de specifieke situatie en wordt dus in goed overleg bepaald met de dierenarts.

Gebitsproblemen
Gebitsproblemen komen voor op alle leeftijden, maar hoe ouder een kat wordt, hoe meer kans dat het gebit achteruit gaat.

Net als mensen, kunnen ook katten tandplak en tandsteen ontwikkelen. Tandplak kun je nog van de tanden verwijderen met poetsen, maar tandsteen niet meer. Als er teveel tandsteen op de tanden van je kat zit, kan dit ook zorgen voor ontstoken tandvlees. Als er niets wordt gedaan, kan het er uiteindelijk toe leiden dat het gebit zo wordt aangetast, dat er mogelijk tanden/kiezen getrokken moeten worden. Als je er op tijd bij bent, kan de dierenarts echter ook het gebit reinigen, onder narcose.

Ook kunnen er ontstekingen in de mond ontstaan. Dit kan het tandvlees zijn, maar ook de verbinding tussen tand en kaakbot, het wortelcement of het kaakbot zelf. Het begint vaak met enkel tandvleesontsteking (gingivitis); dit is, bij juiste behandeling, nog omkeerbaar. Wordt er niets gedaan, kan het uitbreiden. Uiteindelijk wordt de tand steeds verder aangedaan, tot de tand verloren gaat. Belangrijk hierbij is dat de ernst van de ontsteking soms lastig te bepalen is; met het blote oog zie je immers niet in hoeverre het kaakbot is aangetast. Daarom wordt er bij gebitsreinigingen vaak een röntgenfoto gemaakt.

Bij FORL (Feline odontoclastic resorptive lesions) zijn er delen van de tand opgelost: er zit een gaatje in. Dit is niet hetzelfde als gaatjes bij mensen; het is bij katten namelijk geen gevolg van tandplak, terwijl dat bij mensen wel zo is. Door zo'n FORL, ofwel gaatje, kan het tandbeen bloot komen te liggen en kunnen wortels worden aangetast. De aandoening kan dan ook flink pijnlijk zijn voor de kat.

Wat merk je aan je kat? Soms helaas, heel weinig. Veel katten eten gewoon door en laten nauwelijks pijn zien. Subtiele signalen zijn oa een slechter verzorgde vacht of een stinkende adem. Soms gaan ze langzamer eten/meer knoeien. Best is om regelmatig even naar de tanden te kijken. Zie je verkleuring, brokken tandsteen, rode randjes op het tandvlees of afgebroken elementen (of iets anders geks)? Breng een bezoekje aan de dierenarts. Een jaarlijkse gebitscheck is daarnaast sowieso aan te raden.

Hypertensie (een hoge bloeddruk)
Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor een hoge bloeddruk, zoals nierproblemen, schildklierproblemen of een bijniertumor. De oorzaak is echter niet altijd bekend.

Ook specifieke symptomen zijn vaak lastig op te merken; bij onderliggend lijden zijn vaak de symptomen van dat ziektebeeld beter herkenbaar (zie nierfalen, schildklierproblemen).

Een hoge bloeddruk kan echter wel gevaarlijk zijn; er kan op termijn blindheid optreden, nier- of hartfalen kunnen een gevolg zijn en er kunnen bv verlammingen optreden.

De bloeddruk kan gemeten worden door de dierenarts. Bij een seniorencheck zou dan ook altijd de bloeddruk ook moeten worden getest. Enige nadeel is dat stress de bloeddruk natuurlijk flink kan verhogen, waardoor de betrouwbaarheid wel afneemt. Maar als het even kan, is het dus wel goed om jaarlijks te meten vanaf een leeftijd van ongeveer 7-10 jaar.

Ter behandeling kan ten eerste natuurlijk de onderliggende oorzaak worden aangepakt. Soms helpt dit al voldoende. Blijft de bloeddruk toch hoog (of is de oorzaak niet bekend)? Dan kan medicatie worden voorgeschreven.

Het belang van een seniorencheck
Zoals je ziet, kunnen er veel problemen spelen bij oudere katten. Soms zijn de symptomen merkbaar, maar soms ook (nog) niet. Hoe eerder je erbij bent, hoe beter een kat nog te behandelen/ondersteunen is. Vanaf een leeftijd van 7-10 jaar is het dus belangrijk om jaarlijks een seniorencheck (incl bloedonderzoek en bloeddrukmeting (en als het even lukt urineonderzoek)) uit te laten voeren. Zo kun je vroegtijdig ingrijpen!

Bron: Anicura.nl

Previous
Previous

De winter(vacht) komt eraan!

Next
Next

Vervilte vacht als indicatie voor artrose?